Frank Berendse

In gesprek met Frank Berendse

Tekst en interview: Deanneke Steenbeek

Als ik zie wat er in korte tijd is bereikt… LvO bruist van leven!’
Als kind was hij altijd al buiten te vinden, zo in de buurt van Amersfoort, de Gelderse Vallei, de weidevogelpolders en de Veluwe, dat was zijn achtertuin. ‘Vissen, kievitseieren zoeken, met een schepnetje watersalamanders en driedoornige stekelbaarsjes vangen die je in je aquarium deed, naar vogels kijken en vogelgeluiden herkennen, zo vertelt hij. ‘Ik had nauwelijks tijd voor school.’

Je werd er gelukkig van, van buiten in de natuur zijn.
‘Ja, dat je nieuwe dingen ontdekt, zoals in een hoekje van een drassig, verwaarloosd weiland de welriekende nachtorchis die daar staat te bloeien. En dat je dan weet dat jij de enige bent die dat plekje weet…’
Later werd dat studie en veel kijken, planten, vogels, vogels tellen ook. Emeritus hoogleraar Frank Berendse formuleert bedachtzaam, terwijl we worstelen met onze videoverbinding. Het beeld en het geluid haperen en we starten een keer opnieuw. ‘Dan zie je ook met eigen ogen hoeveel minder het is geworden. 75% van de broedvogelparen op het boerenland zijn de laatste vijftig jaar verdwenen. Zijn stem wordt zachter. ‘Het boerenlandschap is zo sterk verarmd. Vroeger was het bijvoorbeeld normaal om orchideeën in wegbermen en langs de sloot te zien. Die zie je nu alleen nog in natuurreservaten.’

En hoe komt dat?
‘Een sterk groeiende bevolking na WOII had behoefte aan veel en goedkoop voedsel. Om dat te kunnen produceren hadden landbouwbedrijven kunstmest en krachtvoer nodig. De productiviteit moest omhoog. Er kwam een overload aan stikstof via die kunstmest en de invoer van krachtvoer uit Noord en Zuid-Amerika ons land binnen. Slechts een klein gedeelte daarvan verlaat het bedrijf via melk en vlees. Het overschot van stikstof veroorzaakt vervuiling van grond en water met gigantische gevolgen voor wilde planten en veel dieren. Daarnaast is het krachtvoer, veelal soja, verontreinigd door bestrijdingsmiddelen in het land van herkomst en nog eens extra door ontsmettingsmiddelen in het scheepsruim tijdens het transport. En dat heeft natuurlijk vergaande consequenties. Via de mest worden weidegrond en akkers verontreinigd, waar niet alleen de weidevogels onder lijden maar ook insecten, zoals vlinders, bijen en hommels. Gruttokuikens bijvoorbeeld zijn helemaal afhankelijk van de insecten in hun omgeving. Veel grond verdroogde ook ten behoeve van de ontwatering van landbouwgrond. Zo dus in het kort. En dan hebben we het nog niet over de antibiotica die via de mest op het land komen. We weten nog nauwelijks wat de consequenties hiervan zijn voor ons immuunsysteem.’ Het gebruik van minder krachtvoer, kunstmest en bestrijdingsmiddelen kan natuurlijk leiden tot een lagere productie. We moeten met elkaar een situatie creëren waarin boeren ook bij een lager productieniveau nog steeds redelijk verdienen. Dat kan alleen wanneer we met zijn allen bereid zijn om meer voor ons voedsel te betalen. Dan gaan we vanzelf ook veel bewuster met ons voedsel om en zal er veel minder worden verspild.

En toen klopte Frank Remerie op de deur met een idee, een organisatie zelfs.
‘Ja, helemaal in het begin heeft hij me thuis bezocht. Twee keer zelfs. Eerst was ik sceptisch, kan dat allemaal wel, en eigenlijk werd ik steeds enthousiaster. Ik had ook wel in de gaten dat hij dingen heel goed doordacht had, hij is natuurlijk een zakenman en weet hoe je zoiets in elkaar moet zetten. Ik raakte ervan overtuigd dat hij op het goede spoor zat, dat dit een prachtige manier was om met elkaar ons boerenland weer levend te maken. In een later stadium bezochten we het stuk land bij Leiden. Franke wilde weten of het een geschikt perceel was. En ik vond van wel. Voordeel was dat het in de randstad lag, heel zichtbaar voor veel mensen in de buurt, als voorbeeld van Land van Ons en bovendien dicht in de buurt van de Universiteit Leiden. Daar zit Maarten Schrama, een hele enthousiaste kerel, wat ook onderzoek op het perceel mogelijk zou maken. Ik bracht Franke en Maarten met elkaar in contact en de samenwerking begon daarna al snel. Grappig genoeg hoorde ik zojuist dat studenten vandaag (28 oktober) al met de eerste onderzoeksresultaten over het perceel komen. Hoe het inmiddels met de levendigheid gesteld is op perceel Oud Ade. Dat is natuurlijk heel belangrijk, dat je kunt zien dat het goed gaat.’

En hoe weet je dat een stuk land weer tot leven kan komen, dat er weer diverse dieren, insecten en planten kunnen gedijen?

Image

Met een lach, ‘ja kijk, toen ik met Franke rondliep op Oude Ade, dat was een vrij normaal landbouwperceel, maar er zaten wel ganzen en hazen en ik zag ook een paar kieviten. Het was niet volledig doodgemaakt. Als ik daar dan zo rondloop dan voel ik dat ook. En het hoeft ook geen natuurgebied te worden. Er komt voedsel van het land en dan niet ten koste van de natuur of met sterke milieuverontreiniging. Op een schone, rijke grond die weer een gezonde voedingsbodem wordt voor mens, plant en dier. Zo moeten we het zien. En ja ook de mensen die hier rond Wageningen bij het natuurproject Mooi Binnenveld waren betrokken, reageerden in eerste instantie kritisch op Land van Ons toen ik zei dat iedereen dat moest steunen. Zo van, te ambitieus, niet haalbaar. En toch, als ik dan kijk wat er in die korte (corona)tijd is bereikt aan aangekocht land en de ontwikkeling daarvan, de vele mensen die betrokken zijn, dan zie ik een bruisende, levende club die wat bereikt.
Je moet gewoon ergens beginnen.’

Deel de post:
Facebook
LinkedIn
Twitter
Pinterest
WhatsApp

Gerelateerde berichten