Test je vaarkennis: hinderlijke waterbeweging

Elke maand test docent watersport John Coenders je vaarkennis met een uit het leven gegrepen casus. Weet jij wat er moet gebeuren om ongelukken te voorkomen? Deze maand duiken we in het fenomeen hinderlijke waterbeweging.

VRAAG

Welke van de drie schepen veroorzaakt de meeste hinderlijke waterbeweging?

Schip A is een motorkruiser die op de Dokkumer Ee vaart met 5 knoop op het log. De kruiser steekt 1,20 meter en de maximale diepgang tussen Dokkum en Leeuwarden is 1,95 meter.

Schip B is de Marie (zie foto boven het artikel), die met een snelheid van 7 knoop op het log op de Zoutkamper laag richting de Noordzee vaart.

Schip C heeft een buitenboordmotor en kan een snelheid bereiken van 40 km/uur. Deze vaart met een snelheid van 30 km/uur op een vaarwater waar deze snelheid is toegestaan.

ANTWOORD

De veroorzaakte boeg- en hekgolven hangen samen met de vorm van het onderwaterschip, het natwateroppervlak, de vaarsnelheid en de diepte van het vaarwater. Dit verschilt dus aanzienlijk per schip en per vaarwater, waarbij vooral de schepen A en B waterverplaatsers zijn. Maar welke is nu de grootste boosdoener?

Schip C is door zijn vorm (van het achterschip plat en breed) in combinatie met zijn snelheid een planerend schip bij een vaarsnelheid van 30 km/uur, en zal dus nauwelijks hekgolven achterlaten.

Schip B laat door zijn zogeheten prachtig ‘geveegd’ achterschip water zeer makkelijk los, zeker op wat breder en dieper vaarwater. Door de vorm van het voorschip ontstaan er weinig boeggolven, zodat de retourstromen geringer zijn.

Schip A zal door de vorm van voor- en achterschip zijn water juist níét gemakkelijk loslaten. De hoeveelheid water die wordt opgestuwd aan het voorschip vindt zijn weg eronder en ernaast, de zogeheten retourstromen. Doordat het schip in relatief ondiep water vaart, zal de volgstroom die ontstaat door het ‘gat’ achter het schip de spiegel meer naar de bodem zuigen en daardoor een grotere hekgolf veroorzaken. Dit is veelal zeer duidelijk zichtbaar aan de wat ondiepere walkanten, waar de golven breken. Hoe harder dit schip vaart, des te hoger de waterweerstand zal zijn, dieper de spiegel naar de bodem trekt en groter de remmende krachten opgeroepen door de volgstroom zullen zijn.

Het antwoord is dus zonder twijfel schip A.

WAT ZEGT HET BPR?

Artikel 6.20 zegt dat een schip (dus ook een klein schip) zijn snelheid zodanig moet regelen dat hinderlijke waterbeweging, waardoor schade aan een varend of stilliggend schip of drijvend voorwerp of werk zou kunnen worden veroorzaakt, wordt vermeden.

Artikel 1.04 ( Voorzorgsmaatregelen) geeft aan dat er geen schade mag worden veroorzaakt aan oevers.

John Coenders werd al vroeg gegrepen door de schoonheid van het water en heeft zijn hele leven eraan gewijd. Eerst als buitensportdocent aan het CIOS en onderwijskundige, na pensioen door cursussen Klein Vaarbewijs te geven. Hij is dikwijls in zijn catamaran op het wad te vinden.

Bereken nu je premie

Ontdek binnen vijf minuten wat je premie is en sluit vandaag nog een verzekering af.
Onze belofte: bij EOC krijg je optimale dekking tegen een scherpe prijs.
Dan vaar je met een gerust hart weer verder.

John Coenders
John Coenders
Docent, auteur en gepassioneerd watersporter